Antwoorden Wiskunde bij poolbiljart: een introductie
Opgave 1
- uit $3$ ballen, alleen de 8-ball mag nog niet.
- $3 \cdot 2 \cdot 1 \cdot 1 = 6$.
Opgave 2
- De 9-ball en een andere objectball (1 t/m 8).
- $1$ (in één stoot) + $2$ (in twee stoten 7-9 of 8-9) + $2$ (in drie stoten 7-8-9 of 8-7-9) ${} = 6$.
Opgave 3
- één ball, de 5-ball
- $4! = 24$.
Opgave 4
Bijvoorbeeld in de volgorde 8-7-6-5-4-3-2-1-9. Dan zou je telkens eerst de 1-ball moeten aanspelen om andere ballen te potten.
Opgave 5
- Mogelijk heeft hij nummer 1 t/m 6 gepot en de tegenstander 7 t/m 9. Maar het is ook mogelijk dat hij bal 1 en 2 heeft gepot en de tegenstander via de 3-ball de 9-ball heeft gepot.
- $n \cdot 8 + 20 = n \cdot 7 + (n - 1) \cdot 8$ levert $n = 4$.
- $n \cdot 8 \cdot 2 = n \cdot 7 + (n - 1) \cdot 8$ levert $n = -8$. Dat is niet mogelijk, de speler overdrijft dus.
Opgave 6
Het aantal ballen dat een winnaar van het spel 8-ball moet potten is $8$, de verliezer kan er $0$ t/m $7$ hebben gepot.
Het aantal ballen dat een winnaar van het spel 9-ball moet potten kan $1$ t/m $9$ zijn, de verliezer kan $0$ t/m $8$ ballen hebben gepot.
- minimaal $8$ (alleen het eerste spel 8-ball) en maximaal $16$ (het eerste spel 8-ball en de nummers 1 t/m 8 van het spel 9-ball).
- minimaal $1$ (alleen de winnende 9-ball) en maximaal $16$ ($7$ ballen tijdens de partij 8-ball en alle ballen van de partij 9-ball)
Opgave 7
- $\frac{8}{15}\cdot 100\% = 53\frac{1}{3}\%$.
- $\frac{1}{9}\cdot 100\% = 11\frac{1}{9}\%$.