
Het rekenschuifje
[OOO]
Gedurende iets meer dan drie eeuwen (van 1669 tot 1975) was de compacte “opteller met schuifjes” de zakrekenmachine bij uitstek om vlot getallen op te tellen of af te trekken. Rechts een populair model uit het begin tweede helft 20ste eeuw, links hoe het mechanisme er uitziet.
![]() |
![]() |
Het principe was heel eenvoudig. Een metalen lat voorzien van tanden werd met behulp van een pen naar beneden verschoven over het gewenste aantal tanden. Elke positie in een getal (eenheden, tientallen, …) had z’n eigen tandlat. De actuele waarde van elke positie was zichtbaar in een uitleesvenster (ronde openingen). De voorzijde van deze "Addiator" was voor het optellen, de achterzijde voor het aftrekken.
Kenmerkend voor rekenschuifjes is de zgn. overdrachtsboog, herkenbaar op de figuur rechts ter hoogte van het cijfer $9$. Wanneer je de som maakt van twee cijfers, dan kom je soms boven de $10$ uit. In dat geval moet het cijfer van de eenheden op die positie behouden worden en het cijfer van de tientallen moet opgeteld worden bij de decimale positie links ervan. Dit werd bij de “slide adder” (of rekenschuifje) mechanisch als volgt gerealiseerd: bij de eenheden wordt de schuiflat in de tegenovergestelde richting verschoven (naar boven in plaats van naar beneden), met de pen wordt de bocht bovenaan genomen en zo wordt via een verbinding met de volgende schuif bij de tientallen één eenheid opgeteld. Meestal gaf een markering (bv. rode opdruk) op de schuif aan dat men met een overdracht te maken had.
Op de website van de Universiteit Antwerpen vind je nog meer over rekenschuifjes.