Oplossingen Kleine Nootjes 59-2

Een paar munten ieder

Na de eerste twee keer geven van Amanda en Boris heeft Amanda 1 cent meer. Na de vierde keer 2 cent meer. Enzovoort. Na de twaalfde keer heeft ze dus 6 cent meer. Dan heeft ze er dus 13 en is ze gestart met 7 cent. En Boris dus ook. Het kleinste aantal munten van beiden samen is zeven: Amanda heeft vier munten: 1, 2, 2, 2 en Boris drie munten: 1,1,5. Als notatie nemen we: (1222,115). Dan gaat het als volgt verder: (222,1115), (11222,15), (122,1125), (111222,5), (22,11125), (1225,112), (12,11225), (11225,12), (11,12225), (111225,2), (1,112225), (112225,1), (0,1112225).

Met minder muntjes, bijvoorbeeld (115,115), loopt het mis: (15,1115), (1115,15), (5,11115), (11115,5), (1111,55) en Boris kan geen 6 cent teruggeven.

Twee verschillende vierkanten

Zie de figuur. Je hebt slechts één stukje van 3 \mbox{ cm} \times 5 \mbox{ cm} gepakt.

11 \times (2 \times 3) + 1 \times (3 \times 5) = 9 \times 9 = 81
24 \times (2 \times 3) = 12 \times 12 = 144

Haalt de mier de eindstreep?

Noem de gezochte lengte L (cm) en de snelheid van de mier v (cm/min). Dan legt de mier in de eerste minuut v cm af. Na de verdubbeling is de lengte van de band 2L, is de mier op 2v van het begin en loopt hij tot 3v. Na de verkorting is de lengte 2L/3, is de mier op v en loopt hij tot 2v. Na de laatste verlenging is de lengte 8L/3, is de mier op 8v en eindigt op 9v. Als hij dan aan het einde is, geldt: 8L/3 = 9v. Met v = 8 cm/min hebben we $L = 27$ cm.

Grote dobbelsteen

  1. Als je de acht dobbelstenen in gelijke stand naast en op elkaar zet, krijg je inderdaad een grote dobbelsteen met 4, 8, 12, 16, 20 en 24 op de zes kanten.
  2. Het maximum van de zes vlakken bij elkaar is:
    2 \times 4 \times 6 + 2 \times 4 \times 5 + 2 \times (2 \times 3 + 2 \times 4) = 116
  3. Het minimum is 2 \times 4 \times 1 + 2 \times 4 \times 2 + 2 \times (2 \times 3 + 2 \times 4) = 52.

Som van Ali, Jos en Wim

    1 2 3
    4 5 6
    ----- x
    7 3 8
  6 1 5 0
4 9 2 0 0
--------- +
5 6 0 8 8