Verkeersproblemen en psychische problemen lijken meer op elkaar dan je denkt

Verkeersproblemen en psychische problemen lijken meer op elkaar dan je denkt

Casper Albers is hoogleraar Toegepaste Statistiek en Datavisualisatie. Hij maakt onderdeel uit van de groep Psychometrie & Statistiek van de Faculteit Gedrags- en
Maatschappijwetenschappen aan de Rijksuniversiteit Groningen. 'Maar je mag me ook gerust een wiskundige noemen.'

Hoe vond je Wiskunde op de middelbare sChOol?

Het waren de jaren negentig van de vorige eeuw. Je had toen ook Wiskunde A en B. Ik koos ze allebei, dat kon toen ook gewoon. De beste herinneringen heb ik aan  ruimtemeetkundige vraagstukken bij wiskunde B. De doorsnede tekenen van een vlak dat een kubus doorsnijdt. Fascinerend dat je dan bijvoorbeeld een vijfhoek krijgt. En dat je dan vervolgens de lengte van lijnstukken kunt berekenen of de oppervlakte van dat vlak - net zolang puzzelen tot je de oplossing ziet. En de genoegdoening die dat geeft.

Was wiskunde ‘liefde op het eerste gezicht’?

Nou nee, niet echt. Ik had geen voorkeur voor bepaalde vakken. Je zou me 'een luie leerling' mogen noemen. Voor de talen leerde ik de woordjes zo goed dat ik er net een voldoende mee kon halen. En voor wiskunde volstond het voor mij om goed op te letten in de les.

Hoe kwam je tot je studiekeuze?

Ik liep open dagen af en ging op zoek naar iets in combinatie met wiskunde. Want ik voelde wel aan dat ik daar aanleg voor had. En zo kwam ik uit in Groningen bij de studie econometrie. Na mijn eerste jaar koos ik de richting statistiek. Een studie met veel theoretische wiskunde, maar ook met veel toegepaste statistiek en programmeren. Die combinatie vond ik heel erg leuk.

Was je op de universiteit een luie student?

Studeren is anders dan naar school gaan. Je krijgt veel meer vrijheid. Je kunt de colleges volgen of niet. Ik ging vrijwel altijd naar de colleges. En ik vond het ook steeds interessanter worden en vond het leuk me er in te verdiepen.

Aan het eind van de studie vroeg ik me ook af: hoeveel weet ik nu eigenlijk? Bij het volgen van vakken bewandel je de gebaande paden en laat je bij het maken van een tentamen zien dat je het begrijpt. Ik kon net als studiegenoten gaan werken voor een bank, een verzekeraar of een ander groot industrieel bedrijf. Bij elk groot bedrijf zijn er logistieke problemen om op te lossen, met ingewikkelde rekensommen die je als wiskundige kunt oplossen.

Maar er is natuurlijk meer: zelf iets nieuws maken! En daar koos ik voor: promotieonderzoek doen aan de universiteit. Daarbij geef je dan ook nog les. Ik deed onderzoek
op een filosofisch terrein van de statistiek. Als je maar heel weinig data hebt, kun je er dan toch nog iets over zeggen met een bepaalde zekerheid? En wanneer moet je zeggen dat je gewoon te weinig weet om een schatting te maken? Ook dat is statistiek. Ik loste hierbij niet echt concrete problemen op, maar het waren enorm leerzame jaren. Daarna heb ik een paar jaar in Engeland onderzoek gedaan naar verkeersmodellen. Je telt hoeveel auto's er passeren op allemaal plaatsen in het wegennetwerk.
En op basis van de patronen die je dan ziet probeer je met een model te voorspellen wat er gaat gebeuren en of ingrijpen nodig is. Je kunt de snelheid van de auto's bijvoorbeeld beïnvloeden door het aangeven van een adviessnelheid op van die matrixborden. 

Weer terug in Nederland kwam ik terecht op de afdeling psychologie. Daar ging ik aan het werk met wat je wiskundig noemt 'longitudinale datastromen'. Bij dit onderzoek
vragen we mensen met psychische problemen om op hun telefoon 5 keer per dag een paar vragen te beantwoorden die te maken hebben met hun stemming. Deelnemers kost dat hooguit een minuut per keer. Van de deelnemers wordt ook voortdurend de hartslag gemeten. Die onderzoeken hebben tot doel om er achter te komen: welke  therapie is in welke situatie geschikt? Wanneer is een interventie gewenst? Of wanneer is online hulp aanbieden nodig? Met andere woorden: wat werkt het beste voor wie? In de geneeskunde noemt men dergelijk onderzoek 'personalised medicine'. 

Nou zou je zeggen dat analyse van verkeer en psychologisch onderzoek totaal verschillende werkterreinen zijn. Statistisch gezien lijken de vragen 'bij welke hoeveelheid
auto's moeten de matrixborden aan' en 'bij welke antwoorden is een ingreep noodzakelijk' verrassend veel op elkaar!

In je huidige funCtie heb je onderzoek gedaan naar taalgebruik en perCentages…

Ja, dat klopt. Als iemand zegt: 'Het gaat waarschijnlijk regenen', welk percentage bedoelt iemand dan met 'waarschijnlijk'? Is dat 80%? Of 95%? Voor het Engels is dat
eens in kaart gebracht. Samen met Ionica Smeets en Sanne Willems vonden we het de moeite waard dat ook voor de Nederlandse taal te doen. De selectie van die kanswoorden was nog een hele klus. Uiteindelijk hebben we van de nieuwssite nu.nl 30 veel gebruikte woorden geselecteerd en vervolgens aan 881 deelnemers de vraag
voorgelegd welk percentage ze bij welk woord vonden horen. Van elk woord hebben we vervolgens een visualisatie gemaakt. Het onderzoek heeft heel veel aandacht gekregen. Ik heb er naderhand ook veel vragen over gekregen. Heel erg leuk!